Eerste Kamer akkoord met minimumloon per uur

De Eerste Kamer ging dinsdag akkoord met de invoering van een wettelijk minimumuurloon. De Wet invoering minimumuurloon moet ingaan per 1 januari 2024.

In Nederland bestaat er geen wettelijk minimumuurloon. Het uurloon hangt af van het aantal uren dat een fulltime werkweek bedraagt in een organisatie. In sommige organisaties is dat 40 uur per week, bij andere bijvoorbeeld 38 of 36 uur. Maar het kabinet wil per 1 januari 2024 een minimumuurloon invoeren met de Wet invoering minimumuurloon. De Tweede Kamer ging in juni 2022 al akkoord met deze wet. Gisteren stemde ook de Eerste Kamer ermee in.

Minimumuurloon straks niet meer afhankelijk van lengte werkweek

Met de Wet invoering minimumuurloon hangt het minimum loon per uur straks niet meer af van de lengte van de werkweek. Minimumloonverdieners die meer dan 36 uur per week werken, gaan er daarbij op vooruit. Het minimumloon per week en per dag wordt geschrapt. Het minimumloon per maand blijft wel in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) staan. Dit is namelijk nodig voor de uitvoering van diverse socialezekerheidsuitkeringen en tegemoetkomingen.

Motie met verzoek aan overheid tot lastenverlaging bij werkgevers

Er bestaan wel zorgen over komst van het minimumuurloon, omdat het de loonkosten doet stijgen. Zo werd tijdens de stemming voor het wetsvoorstel ook de motie-Oomen-Ruijten (CDA) aangenomen waarin de regering wordt verzocht de economische situatie van kleine ondernemers te beoordelen en te verkennen welke mogelijkheden tot lastenverlaging er zijn en daarbij de mogelijke ruimte die de UWV-fondsen bieden te onderzoeken. Verder boden begin februari een twintigtal brancheorganisaties de Eerste Kamer een petitie aan waarin ze pleiten voor een verlaging van de werkgeverslasten en een gefaseerde invoering van het wettelijk minimumuurloon.

Bron: Rendement Online

Met willekeurig afschrijven dit jaar minder belasting betalen

Dankzij een regeling uit het Stimuleringspakket kunnen ondernemers voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting als zij dit jaar investeren in een bedrijfsmiddel, eenmalig tot 50% van het investeringsbedrag willekeurig afschrijven. Daarmee kunnen zij flink wat belasting besparen.

Het kabinet heeft vorig jaar een stimuleringspakket voor 2023 tot en met 2027 aangekondigd dat inmiddels (deels) in de wet is opgenomen. Eén van de onderdelen van het pakket is de (tijdelijke) regeling voor willekeurige afschrijving op nieuwe bedrijfsmiddelen in 2023. Het gaat hier om een hernieuwde openstelling van een regeling die eerder al in onder meer 2009, 2010 en 2011 gold.

Lagere winst door willekeurige afschrijving

Ondernemers kunnen hierdoor als zij dit jaar investeren in een bedrijfsmiddel, eenmalig tot 50% van het investeringsbedrag willekeurig afschrijven. Door die 50%-afschrijving in 2023 te doen wordt de belastbare winst lager en betalen ze dus minder belasting. Het restant moeten ondernemers in de jaren daarna regulier afschrijven. De verruiming geldt voor zowel de inkomstenbelasting als voor de vennootschapsbelasting.

Regeling geldt alleen voor in 2023 aangeschafte bedrijfsmiddelen

Een van de voorwaarden om gebruik te mogen maken van willekeurige afschrijving in 2023 is dat de regeling alleen geldt voor in 2023 aangeschafte bedrijfsmiddelen, en dus niet voor bijvoorbeeld machines die al in gebruik zijn genomen. Ook zijn er een aantal bedrijfsmiddelen uitgezonderd.

Bron: Rendement Online

Minimumloon stijgt per 1 januari 2022 met 1,41%

Per 1 januari 2022 bedraagt het minimumloon € 1.725,00 per maand. Dit is een verhoging van maar liefst 1,41% ten opzichte van het minimumloon dat gold per 1 juli van dit jaar.

Ieder jaar wordt het wettelijk minimumloon per 1 januari en 1 juli aangepast aan de ontwikkeling van de cao-lonen. De minimumbedragen die in de eerste helft van 2022 gaan gelden, heeft demissionair staatssecretaris Wiersma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vandaag gepubliceerd in de Staatscourant. Het bruto wettelijk minimumloon bedraagt per 1 januari 2022 € 1725,00 per maand, € 398,10 per week en € 79,62 per dag. Dit is wat werkgevers minimaal moeten betalen aan werknemers van 21 jaar en ouder betalen bij een fulltime dienstverband. Voor jongeren onder de 21 jaar gelden aangepaste bedragen. Er is geen vast minimumloon per uur. De werkgever deelt daarvoor het minimumloon per week door het aantal uur dat in de organisatie een fulltime werkweek bedraagt (meestal 36 of 40 uur).

Lager minimumloon voor BBL’ers

Werknemers onder de 21 jaar hebben recht op een percentage van het wettelijk minimumloon. Daarbij gelden er voor werknemers van 18, 19 of 20 jaar die een arbeidsovereenkomst hebben in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) lagere minimumbedragen.

Bron: Rendement Online

Hoog VPB-tarief naar 25,8%, renteaftrek verder beperkt

Als financiële dekking voor extra plannen voor 2022 gaat het hoge tarief in de vennootschapsbelasting (VPB) omhoog en wordt de renteaftrek voor ondernemingen verder ingeperkt. Het kabinet heeft deze eerder aangekondigde maatregelen nu ook via een zogeheten nota van wijziging in de begroting verwerkt.

De plannen voor volgend jaar die het kabinet op Prinsjesdag bekend heeft gemaakt, zijn inmiddels in behandeling bij de Tweede Kamer. Volgens de planning zal de Tweede Kamer op 11 november stemmen over het Belastingplan 2022. Op 14 december staat dan de stemming in de Eerste Kamer op de rol. Vraag is nog wel hoe dat allemaal gaat lopen, nu er ook schot lijkt te zitten in de vorming van een nieuw kabinet. Want een nieuwe regering zal ongetwijfeld ook graag plannen willen indienen voor volgend jaar.

Financiële dekking voor extra plannen 2022

In elk geval heeft het huidige demissionaire kabinet nu nota’s van wijziging ingediend bij het Belastingplan 2022. Aanleiding is een aangenomen motie waarin de Tweede Kamer het kabinet opdraagt om voor ruim € 2 miljard te versleutelen aan de begroting. Als financiële dekking daarvoor stelt het kabinet deze wijzigingen voor:

  • Het hoge VPB-tarief gaat in 2022 van 25% naar 25,8%. Dit levert de schatkist structureel € 498 miljoen per jaar op.
  • De renteaftrek in de VPB wordt verder beperkt. Nu is het zo dat een onderneming in de VPB geen rente meer mag aftrekken voor zover het saldo van betaalde en ontvangen rente hoger is dan € 1 miljoen of 30% van het bedrijfsresultaat (EBITDA). Die grens van 30% gaat naar 20% in 2022. Dit levert structureel € 735 miljoen op.
  • De algemene heffingskorting wordt met ingang van 1 januari 2022 met € 14 extra opgehoogd. Dit kost het Rijk jaarlijks € 116 miljoen.

Bron: Rendement Online

Gebruikelijk loon mag toch lager zijn dan minimumloon

Het gebruikelijk loon van een aanmerkelijkbelanghouder mag toch lager zijn dan het wettelijk minimumloon als daarvoor zakelijke gronden aanwezig zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een langdurige verliessituatie. Dit is door de Belastingdienst aangegeven.

iemand die aanmerkelijkbelang (ab-)houder is in een bv (>5% aandelenbezit in bv) moet voor het werk een gebruikelijk loon opnemen. Volgens de vuistregel is dit het loon dat een werknemer in ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’ verdient. Alleen goed onderbouwd mag de ab-houder een lager gebruikelijk loon hanteren, bijvoorbeeld als de bv structureel verlies lijdt. In de coronacrisis mogen ab-houders ook een rekenformule hanteren waarbij het loon is gekoppeld aan de omzet van de bv. Dit mag zónder eerst vooroverleg te voeren met de inspecteur.

Er moeten zakelijke gronden aanwezig zijn

De Belastingdienst hanteerde een minimumbedrag voor het gebruikelijk loon, dit was het wettelijk minimumloon. Van dit standpunt is hij echter teruggekomen. Er mag nu worden uitgegaan van een lager gebruikelijk loon dan het wettelijk minimumloon als er zakelijke gronden aanwezig zijn om het loon lager vast te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat de continuïteit van de bv in gevaar komt doordat er al een tijdje verliezen worden geleden. Dit geldt ook voor start-ups en startende ondernemingen.

Bron: Rendement Online

Fiscus soepel met urencriterium in 2021

Het kabinet komt ondernemers tegemoet die hun fiscale voordelen dreigen te verliezen omdat zij door de coronacrisis weinig uren kunnen maken. Daarvoor is het zogeheten urencriterium ook in 2021 versoepeld. Verder zal de Belastingdienst met ‘een welwillende blik’ kijken naar ondernemers die vragen om het kwijtschelden van schulden.

Ondernemers voor de inkomstenbelasting, zoals zzp’ers, kunnen in aanmerking komen voor verschillende soorten ondernemersaftrek. Maar dan moeten zij wel voldoen aan het urencriterium: zij moeten per jaar minstens 1.225 uur aan hun onderneming besteden, ofwel zo’n 23,5 uur per week. Nu het in veel sectoren gedwongen duimendraaien geblazen is, komen veel ondernemers niet aan die uren.

Wegvallen ondernemersaftrek ‘onrechtvaardig’

Dat ondernemers om die reden bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek verliezen vindt het kabinet ‘onwenselijk en onrechtvaardig’. Onderdeel van de fikse verruiming van het coronasteunpakket is daarom dat de Belastingdienst net als in 2020 ook dit jaar soepel zal omgaan met het urencriterium. Voor de periode 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 gaat de fiscus ervan uit dat ondernemers 24 uur per week aan hun onderneming hebben besteed. Voor ondernemers die juist altijd een piek in het werk hebben tussen 1 januari en 1 juli is er een aparte regeling.Ook is het bijzonder uitstel van belastingbetaling opnieuw verlengd. Ondernemers hebben al voor miljarden aan belastingbetalingen uitgesteld, en die mogelijkheid blijft er tot in elk geval 1 juli 2021. De fiscus wijst er wel nadrukkelijk op dat ondernemers direct hun nieuwe belastingverplichtingen weer tijdig moeten voldoen zodra het uitstel afloopt. Anders vallen zij niet onder de ruime terugbetalingsregeling. Onder deze terugbetalingsregeling krijgen ondernemers in totaal drie jaar de tijd om hun belastingschulden af te lossen. De regeling start op 1 oktober 2021.

Bron: Rendement Online

Gebruikelijk loon ook in 2021 baseren op lagere omzet

Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) die de omzet van hun onderneming fiks zien dalen door de coronacrisis mogen ook in 2021 een lager gebruikelijk loon hanteren. De rekenformule voor het dga-loon in 2021 is inmiddels bekendgemaakt.

Dga’s moeten in de loonaangifte een loon opnemen dat ‘gebruikelijk’ is voor hun werkzaamheden. Hoofdregel is dat dit gebruikelijk loon gelijk is aan het salaris van een werknemer in de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’.

Rekenformule gebruikelijk loon in 2021

Bij het vaststellen van het gebruikelijk loon speelt de omzet van de onderneming op zich dus geen rol. Daardoor kan het zijn dat dga’s ook bij een gekelderde omzet een flink gebruikelijk loon moeten hanteren. Dat ‘knelt’, zo stelt het kabinet vast. In 2020 is er daarom een speciale regeling opgetuigd, waarbij dga’s hun gebruikelijk loon mogen baseren op de omzet. Die regeling is nu verlengd voor 2021, als onderdeel van de uitbreiding van de coronasteun.Wel is er een extra voorwaarde, blijkt uit de Kamerbrief van het kabinet over de coronasteun. Alleen dga’s die hun omzet in 2021 met 30% of meer zien dalen in vergelijking met 2019 mogen de speciale regeling gebruiken. De Belastingdienst heeft inmiddels de rekenformule voor 2021 gepubliceerd, en die ziet er zo uit: Gebruikelijk loon in 2021 = gebruikelijk loon over 2019 x (omzet exclusief BTW over heel 2021 / omzet exclusief BTW over heel 2019).Daarmee verschilt de rekenformule dus met die uit 2020. Toen moesten dga’s de omzet over de eerste vier maanden van 2020 vergelijken met diezelfde periode in 2019.

Bron: Rendement Online

Ook voor 2021 verruiming vrije ruimte WKR

De vrije ruimte van de werkkostenregeling gaat ook voor het jaar 2021 tijdelijk omhoog naar 3% over de eerste € 400.000. Dit is onderdeel van de uitbreiding van het economisch steun- en herstelpakket.

Om werkgevers tegemoet te komen bij problemen vanwege de coronacrisis, verhoogt het demissionaire kabinet de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) voor 2021 van 1,7% naar 3% over de eerste € 400.000 van de loonsom van de werkgever. Deze verhoging was ook al tijdelijk van toepassing in 2020.

Vrije ruimte boven € 400.000 voor 2021 lager

Anders dan vorig jaar geldt boven de € 400.000 een vrije ruimte van 1,18%, in plaats van 1,2% in 2020. Brengt de werkgever méér in deze vrije ruimte onder, dan moet hij over het meerdere 80% eindheffing betalen. Werkgevers mogen zelf bepalen of ze de vrije ruimte willen gebruiken en waar ze die aan willen besteden, zolang de vergoedingen en verstrekkingen maar voldoen aan de gebruikelijkheidstoets.

Onderzoek naar onbelaste thuiswerkvergoeding

In de kabinetsbrief over de uitbreiding van het economisch steun- en herstelpakket staat ook dat het demissionaire kabinet de mogelijkheden van een onbelaste thuiswerkvergoeding onderzoekt. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de introductie van een extra gerichte vrijstelling, waardoor zo'n vergoeding niet van de vrije ruimte snoept.

Bron: Rendement Online

Gebruikelijk loon voor dga stijgt naar € 47.000

Het ‘gebruikelijk loon’ dat een directeur-grootaandeelhouder (dga) in principe hoort te verdienen gaat in 2021 opnieuw omhoog. Dit jaar is het standaardbedrag nog € 46.000, maar in 2021 wordt dat € 47.000. Het bedrag stijgt voor het tweede jaar op rij.

Het bedrag is bekendgemaakt in de tweede Nieuwsbrief Loonheffingen 2021. De regeling voor gebruikelijk loon geldt voor iedereen die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap en ook werk doet voor diezelfde onderneming. Zij moeten in de loonaangifte een salaris opnemen dat ‘gebruikelijk’ is voor hun werkzaamheden. Voor 2021 geldt dus een salaris van € 47.000 als richtlijn.

Dga moet lager loon zelf aannemelijk maken

Om te zien wat een gebruikelijk loon is, kijkt de Belastingdienst volgens de reguliere regels naar het salaris van een werknemer in de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Dat is iemand in loondienst met een functie die lijkt op die van de dga, maar die geen aanmerkelijk belang heeft. Is een hoger loon dan € 47.000 gebruikelijk, dan moet de dga het loon stellen op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Of op het salaris van de werknemer van de bv of een verbonden vennootschap die het meest verdient.Een dga mag wel een lager loon hanteren dan € 47.000, maar dan moet hij wel aannemelijk kunnen maken dat dit lagere loon gebruikelijk is. Dat kan bijvoorbeeld met gegevens uit vacatures of andere data over de arbeidsmarkt. Dga’s die meer zekerheid willen over welk loon zij moeten opnemen in de loonaangifte, kunnen de inspecteur vragen om vooroverleg.

Aparte rekenformule gebruikelijk loon in 2020

Voor het coronajaar geldt een bijzondere regeling voor het bepalen van het gebruikelijk loon. Dga’s die zijn gedupeerd zijn door de coronacrisis mogen hun salaris via een rekenformule namelijk baseren op de omzet. Dit mag niet met terugwerkende kracht, dus het is op dit moment alleen nog mogelijk voor de laatste loonaangiften van het jaar 2020. Volgens het kabinetsbesluit loopt deze bijzondere regeling af op 1 januari 2021. Of dga’s dus ook volgend jaar met een soortgelijke formule mogen rekenen is nu nog onduidelijk. Al is er wel al verschillende keren om duidelijkheid gevraagd in de Tweede Kamer. Het kabinet heeft laten weten dat zij in het eerste kwartaal van 2021 beziet hoe er wordt omgegaan met de fiscale steunmaatregelen die eind 2020 aflopen. Voor de vaste reiskostenvergoeding is echter nu al besloten dat die ook in januari 2021 nog onbelast mag doorlopen.

Bron: Rendement Online

Uitgestelde belastingrekening terugbetalen in 2 jaar

Verschillende regelingen voor coronasteun lopen door tot 1 juli 2021, maar met het uitstel van belastingbetaling is het kabinet niet zo ruimhartig. Dit uitstel loopt namelijk uiterlijk eind dit jaar af. Maar wel met een 'ruime' terugbetalingsregeling voor ondernemers.

Ondernemers kunnen sinds maart uitstel krijgen voor het betalen van tal van belastingen, zoals loonheffingen, vennootschapsbelasting (VPB) en BTW. De belastingschulden die ondernemers zo tijdelijk terzijde schuiven zijn inmiddels opgelopen tot een slordige € 13 miljard, schrijft staatssecretaris Vijlbrief van Financiën aan de Tweede Kamer.

Uitstel belastingbetaling vóór 1 oktober verlengen

Vijlbrief wil dat de betalingsachterstanden van ondernemers niet verder oplopen dan noodzakelijk. Daarom komt er geen verlenging van de regeling, in tegenstelling tot andere steunregelingen. Dit houdt in dat ondernemers alleen nog tot 1 oktober 2020 uitstel van betaling kunnen aanvragen. Dat uitstel duurt 3 maanden, en loopt dus uiterlijk tot het eind van het jaar. Na afloop van het uitstel start de Belastingdienst weer ‘ouderwets’ met invorderen. Dat kan dus vanaf 1 januari 2021 zijn, maar ook al eerder als het uitstel van de ondernemer nog dit jaar afloopt. In dat laatste geval kan het dus raadzaam zijn om het uitstel nog vóór 1 oktober te verlengen.Ondernemers moeten dus vanaf 2021 weer tijdig hun nieuwe belastingschulden betalen. Bijvoorbeeld de BTW-rekening over het 4e kwartaal van 2020 of de loonheffingen over december 2020. De Belastingdienst adviseert ondernemers die tegen die tijd nog te krap bij kas zitten om regulier uitstel te vragen of om een betalingsregeling af te spreken.

Ruime termijn, gunstige invorderingsrente

Voor de opgebouwde schulden in de uitstelperiode is er een ‘ruimhartige’ terugbetalingsregeling, stelt Vijlbrief. Ondernemers kunnen er 2 jaar over doen, tot 1 januari 2023. Ze betalen dan hun schuld in gelijke maandelijkse delen af, maar meer mag natuurlijk. Lukt het niet in 2 jaar, dan kunnen ondernemers nog contact opnemen met de Belastingdienst voor maatwerk. Ondernemers krijgen in december een brief van de Belastingdienst met details over hun betalingsregeling, en in maart 2021 nog een brief met de actuele schuldstand.Naast de ruime termijn blijven ook de rentes relatief gunstig. Zo is er de invorderingsrente, die de fiscus rekent als belastingplichtigen te laat zijn met hun betaling. Die is nu al tijdelijk op 0,01% gezet, en dat blijft ook in 2021 zo. Ook is er enige coulance met de belastingrente, die onder meer in beeld komt als de inspecteur bij de aanslag afwijkt van de aangifte van de ondernemer. De belastingrente staat momenteel ook op 0,01%, maar die gaat in 2021 weer terug naar het oorspronkelijke niveau van 4%. Dat percentage gaat echter in 2021 ook gelden voor de VPB, terwijl dat normaal 8% is.

Bron: Rendement Online

Toch geen minimumtarief voor zzp'ers

Het kabinet trekt een wetsvoorstel in om zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) een minimumuurtarief te laten verdienen. Dat maakt minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) maandag bekend.

Koolmees noemt het "teleurstellend dat we na twee jaar niet voor elkaar krijgen wat we hadden gehoopt". Er waren erg veel bezwaren tegen het voorstel, vooral over de administratieve lasten die zo'n minimumtarief met zich mee zou brengen. Maar ook de effectiviteit en de handhaafbaarheid van het voorstel werden in twijfel getrokken, zo blijkt uit de reacties van belangenverenigingen en adviescolleges.

Zelf worstelt het kabinet ermee vast te stellen welke uren precies moeten worden meegerekend. "Deze regels moeten gelden voor een grote diversiteit aan opdrachten", schrijft Koolmees aan de Tweede Kamer. "Het is helaas niet mogelijk gebleken om hier eenvoudig toepasbare regels voor te bedenken."

Het kabinet zoekt naar een andere manier om te lage tarieven tegen te gaan. Daarvoor kijkt Koolmees ook naar de polder: "Het kabinet volgt met interesse initiatieven van sociale partners en andere partijen om afspraken voor zelfstandigen vast te leggen."

Ook de zelfstandigenverklaring is van de baan. Deze zou juist gelden voor de 'bovenkant van de markt': zelfstandigen die minimaal 75 euro per uur vragen. Bij opdrachten voor langer dan een jaar geeft zo'n verklaring opdrachtgever en ondernemer meer zekerheid.

Bron: Rendement Online

Termijn verliesverrekening VPB voorlopig niet verruimd

Het kabinet is voorlopig niet van plan om de termijnen om verliezen te verrekenen in de vennootschapsbelasting (VPB) op te rekken. Volgens staatssecretaris Vijlbrief van Financiën levert de onlangs gepresenteerde 'fiscale coronareserve' sneller financiële lucht op voor ondernemers dan ruimere termijnen voor verliesverrekening.

De bewindsman reageert in een brief op een motie die de Tweede Kamer eerder heeft aangenomen. Die draagt het kabinet op om onderzoek te doen naar ruimere termijnen voor verliesverrekening in de VPB, omdat zo’n maatregel ‘tijdens de crisis van 2008 succesvol is gebleken’. Toen konden ondernemingen tijdelijk verliezen verrekenen met winsten uit de 3 voorgaande boekjaren, in plaats van 1 jaar terug zoals nu.

Verliesverrekening ook 6 boekjaren vooruit

Naast het terugrekenen (‘carry back’) kunnen VPB-plichtigen verliezen ook verrekenen met winsten uit de 6 boekjaren die volgen (‘carry forward’). Tot 2019 was deze termijn nog 9 jaar. Voor ondernemers voor de inkomstenbelasting gelden andere termijnen. Zij kunnen nog steeds 3 jaar terug en 9 jaar vooruit verliezen verrekenen. Vijlbrief ziet voorlopig geen aanleiding om met de termijnen voor de VPB te schuiven. Verliesverrekening zorgt volgens de staatssecretaris namelijk niet tot een snelle verbetering van de liquiditeitspositie van ondernemingen en is daarom ook geen impuls om investeringen te doen. Een verlies in het boekjaar 2020 leidt via verliesverrekening op zijn vroegst pas in 2021 tot een teruggaaf. Met het vormen van een coronareserve gaat dat een stuk sneller. Door nu zo’n reserve te vormen kunnen ondernemingen de winst over 2019 verlagen en zo te veel betaalde VPB terugkrijgen.

Uitstel vragen voor aangifte VPB

Intussen nadert de deadline voor de aangifte VPB over 2019 met rasse schreden. Bij een boekjaar dat gelijkloopt met een kalenderjaar moet de aangifte vóór 1 juni binnen zijn bij de Belastingdienst. Ondernemingen die dat niet redden, kunnen uitstel vragen bij de fiscus. In principe is dit uitstel 5 maanden. Uitstel aanvragen kan via Mijn Belastingdienst Zakelijk (bv’s hebben daarbij wel eHerkenning nodig) of met een formulier op de site van de Belastingdienst.

Bron: Rendement Online

Maximaal € 20.000 voor mkb'er om vaste lasten te dekken

Het kabinet komt ondernemers te hulp met een tegemoetkoming voor doorlopende vaste lasten. Die is gebaseerd op onder meer de omzetdaling en de bedrijfsgrootte. Hoe die berekening er exact uit komt te zien moet nog blijken, maar andere voorwaarden zijn al wel bekend. Het loket moet half juni open zijn.

In sommige sectoren komt er bij ondernemers op dit moment geen euro binnen, omdat zij op last van de overheid zijn stilgelegd. Ondertussen blijven de rekeningen voor huur van een bedrijfspand of verzekeringen wel gewoon binnenkomen. Voor dat soort rekeningen is de Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB (TVL) opgetuigd, als onderdeel van een nieuw pakket steunmaatregelen.

Tegemoetkoming combineren met NOW-regeling

De TVL is dus niet voor compensatie van loonkosten, daarvoor moeten ondernemers bij de NOW-regeling zijn. Werkgevers kunnen de twee regelingen ook combineren. Daarbij is wel van belang dat het TVL-geld gezien wordt als omzet. Daardoor wordt de tegemoetkoming uit de NOW lager, omdat daarvoor het omzetverlies bepalend is. De TVL is een belastingvrije tegemoetkoming van maximaal € 20.000 in drie maanden: juni, juli en augustus. In een brief aan de Tweede Kamer over de maatregel staat dat de hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de ‘omvang van het bedrijf, de hoogte van de vaste kosten, en de mate van omzetderving. Hoe hoger het omzetverlies, hoe hoger de tegemoetkoming. Ondernemingen kunnen pas terecht bij een omzetdaling van 30% of meer. De regeling wordt momenteel verder uitgewerkt. Dus hoe de hoogte van de tegemoetkoming per sector bepaald wordt moet nog blijken, en ook wat de vergelijkingsbasis is voor de 30% omzetdaling.

TVL alleen voor specifieke sectoren

Wél duidelijk is dat de regeling alleen openstaat voor ondernemingen met maximaal 250 werknemers. Daarnaast komen alleen die sectoren (zie deze lijst) in aanmerking die nu al onder de zogeheten TOGS-regeling vallen. Onder de TOGS-regeling kunnen mkb’ers in getroffen sectoren bij de gemeente een gift van € 4.000 aanvragen. Daar zaten verder geen voorwaarden aan. In tegenstelling tot bij de TOGS staat het woord ‘gift’ nu niet in de Kamerbrief over de TVL. Ondernemers die al TOGS-geld hebben gekregen, kunnen ook de TVL gebruiken. Overigens kunnen ondernemers tot uiterlijk 26 juni 2020 nog een TOGS-tegemoetkoming aanvragen. Ondernemers moeten de TVL vanaf half juni kunnen aanvragen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de regeling uit.

Bron: Rendement Online

Opnieuw miljardensteun bedrijfsleven in coronacrisis

Het kabinet trekt opnieuw flink de portemonnee om de gevolgen van de coronacrisis voor het bedrijfsleven te dempen. Met € 13 miljard is een nieuwe ronde aan steun opgetuigd, die tot en met eind augustus loopt. Het zomerpakket is deels ruimhartiger, maar op sommige punten zijn er juist ook meer voorwaarden gesteld aan de steun.

De nieuwe ronde van coronasteun sluit volgens het kabinet beter aan bij de situatie waar de economie nu in zit. Bij de aankondiging van het eerste steunpakket was er nog de hoop dat de economie in een korte dip zou raken, maar dat beeld kan inmiddels wel de prullenbak in.

Aanpassen aan ‘het nieuwe normaal’

De nieuwe maatregelen moeten ondernemers helpen om zich aan te passen aan het ‘nieuwe normaal’. Want dat is wél nodig. Na 1 september kan er nog een 3e steunpakket komen, dat hangt af van de situatie tegen die tijd. Maar uiteraard komt er wel ‘een moment’ dat de belastingbetaler niet meer alles bijpast en ondernemers weer op eigen benen moeten staan, lieten de ministers van Economische Zaken, Financiën en Sociale Zaken weten bij de presentatie van het pakket. De belangrijkste wijzigingen in de regelingen staan beknopt hieronder.

NOW-regeling (tegemoetkoming loonkosten)

  • Met 3 maanden verlengd, nieuwe aanvragen vanaf 6 juli 2020. Peildatum voor de loonkosten is nu 15 mei 2020.
  • Als werkgevers tijdens de NOW-periode personeel ontslaan om bedrijfseconomische redenen wordt 100% van het loon van de werknemer waarvoor een ontslagaanvraag is ingediend in mindering gebracht op de subsidie (was 150%)
  • Werkgevers mogen in 2020 geen dividend of bonussen (aan de directie) uitkeren.
  • Werkgevers moeten hun werknemers stimuleren om aan bij- en omscholing te doen.
  • De opslag voor tegemoetkoming voor andere werkgeverslasten (zoals werkgeverspremies) gaat omhoog van 30% naar 40%.

TOZO (inkomenssteun voor zelfstandig ondernemers)

Verlengd met drie maanden, maar nu met ‘partnertoets’. Het inkomen van de partner van de zelfstandige telt dus mee bij het bepalen van de tegemoetkoming. Als het inkomen van het huishouden boven het sociaal minimum uitkomt, krijgen zij geen TOZO.

Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB

  • ‘Vervanger’ van de TOGS-regeling. Het gaat hier om een belastingvrije tegemoetkoming in de vaste lasten van maximaal € 20.000 in 3 maanden. Aanvrager moet minstens 30% omzetverlies hebben. Bij de TOGS kreeg iedere aanvrager nog een eenmalige gift van € 4.000.
  • De omvang van de steun hangt af van: de omvang van het bedrijf, de hoogte van de vaste kosten, en de mate van omzetderving. Hoe die berekening er precies uitziet, vermeldt de brief aan de Tweede Kamer (pdf) nog niet. En ook niet expliciet of dit een gift is of een lening.

Fiscale maatregelen

  • Ondernemers kunnen tot 1 september bijzonder uitstel van belastingbetaling blijven aanvragen. In eerste instantie is het uitstel voor 3 maanden, maar langer kan ook.
  • Andere extra fiscale maatregelen, zoals de versoepeling van het urencriterium zijn ook verlengd tot 1 september.

Bron: Rendement Online