Nieuw BTW nummer voor eenmanszaken

In het najaar 2019 ontvangen alle eenmanszaken een nieuw btw-identificatienummer. In het nieuwe nummer is het Burgerservicenummer (BSN) niet verwerkt. Zo is de privacy van de ondernemer beter beschermd.

Vorig jaar constateerde de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over het gebruik van het BSN in het btw-identificatienummer dat het BSN een vertrouwelijk persoonsnummer is dat primair dient voor communicatie tussen overheid en burger. Gebruik van het BSN in het btw-nummer bevat een te groot risico voor identiteitsfraude. Staatssecretaris Snel ging daarna opzoek naar een alternatief dat de Belastingdienst nu bekendmaakt aan de betrokken btw-ondernemers.

Het nieuwe btw nummer gebruikt de ondernemer vanaf 1 januari 2020 voor zijn zakelijke contacten. Hij houdt zijn omzetbelastingnummer. Dit gebruikt hij voor contact met de Belastingdienst waaronder het doen van aangifte.

Nieuw BTW nummer

De ondernemer past, voor zover van toepassing, zijn factuurpapier of factuursjabloon, internetsite(s), briefpapier, overige digitale sjablonen en andere communicatiemiddelen aan, zodat hij vanaf 1 januari 2020 het nieuwe btw nummer gebruikt. Tot en met 31 december 2019 gebruikt hij zijn huidige btw-id nog.

Bron: Rendement Online

Drie jaar lang lager gebruikelijk loon startende dga

Door de Belastingdienst is onlangs een aantal verduidelijkingen en wijzigingen aangebracht in de handreiking voor de gebruikelijkloonregeling. Zo is aangegeven dat een startende bv maximaal drie jaar een lager gebruikelijk loon (maar niet lager dan minimumloon) voor de aanmerkelijkbelanghouder mag hanteren.

Een aandeelhouder heeft een aanmerkelijk belang als hij, eventueel samen met zijn fiscale partner, direct of indirect, minimaal 5% bezit van de aandelen, winstbewijzen, genotsrechten of opties op aandelen in een binnen- of buitenlandse vennootschap. Werkt deze aanmerkelijkbelang(ab)-houder ook in zijn eigen bv dan heeft hij te maken met de gebruikelijkloonregeling. Voor dit werk moet hij dan een salaris in de loonaangifte opnemen dat in de markt 'gebruikelijk' is voor zijn werkzaamheden. Het gebruikelijk loon bedraagt in 2019 minimaal € 45.000.

Wel lager loon mogelijk

De ab-houder mag zichzelf wel een lager salaris geven, maar dan moet hij aannemelijk maken dat een werknemer in de 'meest vergelijkbare dienstbetrekking' ook een lager loon heeft. Dit is dus een vergelijkbare werknemer in loondienst, zonder een aanmerkelijk belang. Is juist een hoger loon gebruikelijk, dan moet de dga zijn salaris minimaal op 75% van dat hogere loon stellen. Of op het loon van de meestverdienende werknemer binnen zijn bv of een verbonden bv.

Startende bv mag ook lager loon hanteren

In de handreiking van de fiscus over de gebruikelijkloonregeling is nu opgenomen dat een startende bv ook van een lager loon mag uitgaan als het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan worden betaald, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of er een lage cashflow aanwezig is. Dit mag zij maximaal drie jaar doen vanaf het moment dat de bv inhoudingsplichtig wordt. Het loon mag niet lager zijn dan het wettelijk minimumloon.

Bron: Rendement Online

Zelfstandigenaftrek wordt in 9 jaar afgebouwd naar € 5.000

De zelfstandigenaftrek, die nu nog € 7.280 bedraagt, gaat vanaf 2020 in stappen van € 250 in acht jaar en een laatste stap van € 280 omlaag naar € 5.000 in 2028. Daartegenover staat een verhoging van de arbeidskorting in drie stappen. Dit is op Prinsjesdag bekendgemaakt.

Om de fiscale verschillen tussen werknemers en zelfstandig ondernemers zo klein mogelijk te maken, heeft het kabinet besloten om de zelfstandigenaftrek te verlagen, maar daarentegen de arbeidskorting per 2020 in drie stappen te verhogen.

Zelfstandigenaftrek flink omlaag

Een ondernemer voor de inkomstenbelasting komt in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek van € 7.280 (2019) als hij aan het urencriterium van 1.225 uur voldoet. In het regeerakkoord was al aangegeven dat er maatregelen zouden worden genomen voor de zelfstandigenaftrek. Nu zijn daar dus cijfers aan verbonden. Het bedrag van de zelfstandigenaftrek gaat in negen jaar omlaag van € 7.280 naar € 5.000. Door de verhoging van de arbeidskorting gaan deze ondernemers er cumulatief gezien toch nog op vooruit belooft het kabinet.

Bron: Rendement Online

Inkomstenbelasting in 2020 al naar tweeschijvenstelsel

Het kabinet maakt haast met het invoeren van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting. Dat moet nu al in 2020 ingaan, in plaats van een jaar later. Alles om 'werken lonender te maken'.

Uit de Prinsjesdagstukken blijkt dat er in 2020 nog maar twee tarieven overblijven in de inkomstenbelasting. Onder een inkomen van € 68.507 betalen belastingplichtigen 37,35%, daarboven zijn ze 49,5% kwijt. Daarmee zijn belastingplichtigen dus niet langer meer dan de helft van hun inkomen kwijt aan de schatkist. Met de maatregelen wil het kabinet 'werken nog lonender maken'. Een extra verhoging van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting versterkt dit effect.

Ombouwoperatie jaar naar voren gehaald

Oorspronkelijk zouden de tarieven in de inkomstenbelasting dit jaar alleen maar iets naar elkaar toegroeien. Maar het kabinet haalt de ombouwoperatie nu dus een jaar naar voren. Overigens geldt niet voor iedereen daadwerkelijk een tweeschijvenstelsel in 2020. Dat zit zo: het tarief is weliswaar in de eerste drie schijven 37,35%, maar de opbouw is niet identiek. De derde schijf bestaat volledig uit belasting. Maar in de eerste twee schijven bestaat een deel van die 37,35% uit premie volksverzekeringen. Voor werknemers die alleen loon- of inkomstenbelasting verschuldigd zijn of die alleen verzekerd zijn voor de volksverzekeringen is het onderscheid tussen de schijven dus nog wel van belang. Dat geldt ook voor AOW-gerechtigde werknemers.

Bron: Rendement Online

Toptarief VPB minder omlaag dan verwacht

Het hoge tarief in de vennootschapsbelasting (VPB) gaat minder ver omlaag dan eerder is 'beloofd'. Boven een winst van € 200.000 betalen ondernemingen vanaf 2021 nog 21,7% aan VPB, blijkt uit de Prinsjesdag-plannen. Volgens eerdere plannen zou dat tarief zakken tot 20,5%.

Bovendien zet het kabinet een streep door de verlaging van het hoge tarief die in de pijplijn zat voor 2020. Daardoor blijft het toptarief net als dit jaar op 25%. De verdere verlaging van het tarief voor winsten tot € 200.000 gaat wél door. Dat komt dus in 2021 uit op 15%. Het verloop van de tarieven.

Geld voor meer koopkracht consument

Door het belastingtarief minder ver te laten dalen, haalt het kabinet geld op bij ondernemingen, dat weer besteed wordt aan meer koopkracht voor consumenten. Uit het huishoudboekje van de overheid in de Miljoenennota blijkt overigens dat de overheid komend jaar ruim € 26 miljard aan VPB denkt te gaan ophalen.

Bron: Rendement Online

Altijd onderzoek doen als BTW-nummer ontbreekt

Om recht op aftrek van voorbelasting voor de BTW te claimen moet een factuur aan de factuurvereisten voldoen. Een van die vereisten is dat er een BTW-identificatienummer op de factuur is aangegeven.

In de zaak die speelde voor rechtbank Noord-Holland had een BTW-ondernemer facturen van zijn grootste leverancier ontvangen waarop geen BTW-identificatienummers waren vermeld. Buiten de voornaam en het telefoonnummer van de dga van deze leverancier wist de BTW-ondernemer niets over deze onderneming. De leverancier droeg de gefactureerde BTW niet af en de Belastingdienst kreeg hierdoor het vermoeden dat er sprake was van BTW-fraude.

Geen BTW-identificatienummer opgenomen

De inspecteur gaf daarop aan dat er volgens hem helemaal geen goederen waren geleverd. De BTW-ondernemer kon het tegendeel daarvan niet bewijzen omdat er geen inkooporders of andere papieren konden worden overlegd. Wat natuurlijk ook niet mee hielp was dat er op een aantal facturen geen BTW-identificatienummer was opgenomen. De Belastingdienst stuurde daarom een naheffingsaanslag naar de BTW-ondernemer om de door hem afgetrokken voorbelasting terug te vorderen. De ondernemer ging in bezwaar en na afwijzing hiervan in beroep. De rechter schaarde zich achter de inspecteur. Er kon geen bewijs worden geleverd en de ondernemer had moeten vermoeden dat hij betrokken was bij BTW-fraude door het ontbreken van de nummers. Hij had dan ook onderzoek moeten doen naar de leverancier. Door dit niet te doen handelde hij onzorgvuldig en was de naheffingsaanslag dus terecht opgelegd.

Bron: Rendement Online