Per 1 juli 2020 wettelijk minimumloon 1,6% hoger

Uw organisatie moet in de 2e helft van 2020 aan werknemers van 21 jaar en ouder bij een fulltime dienstverband minimaal € 1.680 bruto per maand betalen. Jongeren onder de 21 jaar hebben recht op een percentage van dit bedrag.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het wettelijk minimumloon per 1 juli 2020 gepubliceerd in de Staatscourant. Er zijn standaardbedragen per maand, per week en per dag. Er is geen vast minimumloon per uur. U deelt daarvoor het minimumloon per week door het aantal uur dat in uw organisatie een fulltime werkweek is (meestal 36 of 40 uur). De uitkeringen van de sociale verzekeringen zijn aan het wettelijk minimumloon gekoppeld, dus die stijgen mee.

Vaste percentages voor jongere werknemers

Jongeren onder de 21 jaar hebben recht op een percentage van het wettelijk minimumloon. Voor werknemers van 18, 19 of 20 jaar die een arbeidsovereenkomst hebben in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) gelden lagere minimumbedragen.

Loon naar rato voor parttimers

De bedragen in de tabel gelden voor werknemers die fulltime werken. Werkt een werknemer minder, dan geldt voor hem ook een lager minimumloon. Hanteert uw organisatie een fulltime werkweek van 40 uur en werkt een werknemer 20 uur per week, dan geldt voor hem dus een minimumloon van 20/40 x € 1.680 = € 840 per maand.

Bron: Rendement Online

Steun voor door coronacrisis getroffen dga's

Het kabinet trekt van alles uit de kast om ondernemers uit de brand te helpen in deze coronacrisis. Ook veel directeuren-grootaandeelhouders (dga's) zijn getroffen, maar het is niet altijd duidelijk of zij onder de noodmaatregelen vallen. Intussen meldt de Belastingdienst dat dga's tijdelijk een lager gebruikelijk loon mogen hanteren.

Dga’s hebben altijd een beetje een bijzondere positie in de wet- en regelgeving. Zij zijn namelijk aandeelhouder, directeur én werknemer van hun eigen bv. Dat maakt dat het niet altijd direct duidelijk is of zij onder de noodmaatregelen vallen die het kabinet aankondigt voor ‘werkgevers’ of ‘zelfstandigen’. Wat is nu de stand van zaken?

Dga vaak buiten de boot bij NOW-regeling

De nieuwste noodmaatregel is de zogenoemde NOW-regeling. Daarmee neemt de overheid simpel gezegd de loonkosten over van ondernemingen en organisaties die acuut de omzet zien inzakken. De tegemoetkoming hangt af van het omzetverlies. Uit de bijbehorende documentatie blijkt dat dga’s in principe niet voor deze regeling in aanmerking komen. Zij vallen namelijk niet onder de definitie van werknemer die voor deze regeling wordt gehanteerd. Alleen dga’s die verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen kunnen een NOW-aanvraag doen. Vaak is zo’n verzekering er niet, omdat dga’s juist in de wet zijn uitgezonderd van de verzekeringsplicht.

TOZO, noodloket en bijzonder belastinguitstel

Verder is er nog de TOZO-regeling, die inkomenssteun en bedrijfskredieten regelt voor zelfstandigen. Het ministerie van Sociale Zaken meldt dat deze regeling in principe wél openstaat voor dga’s. Voorwaarde is dat zij voldoen aan het urencriterium (1.225 uur per jaar actief in de onderneming), dat de dga de volledige zeggenschap heeft (meer dan 50% van de aandelen) en financiële risico’s draagt. Ook moet de dga aannemelijk kunnen maken dat de bv nu geen salaris kan betalen. Het noodloket voor een eenmalige gift van € 4.000 lijkt gewoon open te zijn voor dga’s, mits hun bv aan de algemene voorwaarden voldoet. Ook kunnen dga’s gebruikmaken van de fiscale hulpmaatregelen, zoals bijzonder uitstel van belastingbetaling.

Oproep: gebruikelijk loon tijdelijk niet toepassen

Om de loonkosten voor dga’s te verlagen, roept de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) het kabinet op om tijdelijk geen rekening te houden met het gebruikelijk loon. Dit is het ‘gebruikelijke’ salaris dat een dga voor zijn werkzaamheden in de aangifte loonheffingen moet opnemen. Het standaardbedrag voor 2020 is € 46.000. De NOB pleit ervoor om de regeling tijdelijk buiten werking te stellen of in elk geval beperkt toe te passen. Zo ver is het nog niet, maar de Belastingdienst heeft inmiddels wel aangegeven dat dga's die in zwaar weer zitten tijdelijk een lager gebruikelijk loon mogen afspreken met hun bv. Zij kunnen dan aan het eind van het jaar het juiste gebruikelijk loon voor het hele jaar achteraf bepalen.

Bron: Rendement Online

Snel bijtelling voor fiets van de zaak berekenen

Sinds 1 januari 2020 bestaat er een forfaitaire bijtelling voor ter beschikking gestelde fietsen aan werknemers. Deze bijtelling bedraagt op jaarbasis 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets.

Sinds 1 januari 2020 hoeft een werkgever geen ingewikkelde berekening meer te maken voor het privégebruik van een fiets van de zaak. Voortaan geldt er namelijk een vaste bijtelling van 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets. Stelt een werkgever bijvoorbeeld een fiets ter beschikking ter waarde van € 1.200 die de werknemer ook privé gebruikt? Dan telt de werkgever jaarlijks € 84 (7% x € 1.200) bij het belaste loon van de werknemer. Dat komt neer op € 7 per maand.

Fiets blijft eigendom van werkgever

Bij het ter beschikking stellen van een fiets krijgt de werknemer de fiets in bruikleen. De werkgever blijft dus de eigenaar van de fiets, de werknemer krijgt alleen het gebruiksrecht. Dit werkt op dezelfde manier als bij de auto van de zaak; voor het voordeel dat de werknemer heeft van het privégebruik van het voertuig, geldt een vaste bijtelling. Gaat een werknemer uit dienst? Dan kan hij na overleg met de werkgever de fiets overnemen. Hij kan dit al afspreken voor het einde van de leasetermijn.

Vervoer vanwege de werkgever

Omdat het bij een ter beschikking gestelde fiets gaat om zogenoemd vervoer vanwege de werkgever, kan de werknemer niet ook nog een onbelaste vergoeding krijgen voor de met die fiets gemaakte kilometers.

Bron: Rendement Online

Gebruikelijk loon voor dga stijgt naar € 46.000

Het 'gebruikelijk loon' dat een directeur-grootaandeelhouder (dga) in principe hoort te verdienen is dit jaar opgeschroefd van € 45.000 naar € 46.000. Het is voor het eerst sinds 2017 dat dit bedrag stijgt.

De verhoging blijkt uit een publicatie in de Staatscourant. De regeling voor het gebruikelijk loon geldt voor alle houders van een aanmerkelijk belang in een vennootschap die ook werk doen voor diezelfde onderneming. Zij moeten in de loonaangifte een salaris opnemen dat ‘gebruikelijk’ is voor hun werkzaamheden (infographic). Dit om te voorkomen dat dga’s zichzelf een schijntje als loon uitkeren. Voor 2020 geldt dus een salaris van € 46.000 als richtlijn.

<

Niet automatisch lager loon voor deeltijd-dga

Om te zien wat gebruikelijk is, kijkt de Belastingdienst naar het salaris van een werknemer in de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Dat is dus iemand in een functie die lijkt op het werk van de dga, maar zonder dat er sprake is van een aanmerkelijk belang. Een dga mag zichzelf wel een lager loon geven dan het minimumbedrag van € 46.000, maar dan moet hij wel aannemelijk kunnen maken dat dit lagere loon gebruikelijk is. Dat kan bijvoorbeeld met gegevens uit vacatures of andere data over de arbeidsmarkt. Dit aantonen kan nog behoorlijk wat voeten in de aarde hebben. Zo mag een dga die in deeltijd werkt, het loon van de Belastingdienst niet automatisch lager vaststellen. Die dga moet nog steeds aantonen dat het loon in de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 46.000.

Lager gebruikelijk loon bij start-up

Is een hoger loon dan € 46.000 gebruikelijk, dan moet de dga het loon stellen op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Of op het salaris van de werknemer van de bv of een verbonden vennootschap die het meest verdient. Voor startende ondernemingen geldt een afwijkende regeling. De dga van een start-up mag namelijk maximaal drie jaar het wettelijk minimumloon als gebruikelijk loon hanteren.

Bron: Rendement Online

Whk-beschikking 2020 controleren is geen overbodige luxe

Onlangs is de premie Werkhervattingskas (Whk) voor 2020 naar alle werkgevers verstuurd. Het is verstandig om deze mededeling of beschikking goed te controleren, zodat uw organisatie komend jaar niet te veel premie betaalt.

Voor het einde van het jaar verstuurt de Belastingdienst de beschikking Werkhervattingskas aan alle middelgrote en grote organisaties. Hierin staat wat de werkgever het volgende kalenderjaar moet betalen aan premie voor de Whk. Per komend jaar veranderen er vijf zaken aan de Whk die invloed kunnen hebben op de premie die werkgevers moeten betalen. Die gedifferentieerde premie Whk bestaat uit twee delen: de gedifferentieerde premie voor de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)en de gedifferentieerde premie voor de Ziektewet (ZW). Organisaties die in 2019 zelf het risico dragen voor de WGA of de ZW krijgen ook een beschikking of mededeling toegestuurd. Hierin hoort het premiedeel waarvoor de werkgever eigenrisicodrager is op 0% te staan.

Vraag gegevens op bij Belastingdienst

Het is belangrijk om de ontvangen beschikking te controleren. Er gaat namelijk nog wel eens wat mis bij het vaststellen van de premie. De werkgever moet nagaan of de juiste loonsommen zijn gebruikt. Daarnaast is het zaak om te controleren of de uitkeringslasten terecht aan uw organisatie zijn toegerekend en of de bedragen kloppen. Hiervoor is een specificatie van de zogenoemde instroomgegevens op te vragen bij de Belastingdienst. Als er sprake is geweest van een overgang van onderneming, moet bovendien worden gecheckt of die overgang goed is verwerkt.

Bezwaar binnen zes weken

Het is mogelijk om binnen zes weken na dagtekening van de beschikking schriftelijk bezwaar te maken tegen de vastgestelde premie. Als de instroomlijsten op zich laten wachten of de controle wat meer tijd vraagt, kan het indienen van een voorlopig bezwaarschift verstandig zijn. Omdat kleine werkgevers een vaste sectorale premie betalen, krijgen zij in plaats van een beschikking een mededeling van de Belastingdienst met de sectorpremie voor 2019. Hiertegen kunnen ze geen bezwaar aantekenen.

Bron: Rendement Online

Wetsvoorstel minimumbeloning zzp’ers gepubliceerd

Vanaf 2021 moeten alle zzp’ers recht hebben op een beloning van minimaal € 16 per uur. Daarnaast wordt er voor duurdere zelfstandigen een zelfstandigenverklaring geïntroduceerd. Hiervoor zijn twee conceptwetteksten opgesteld.

Het kabinet is al jaren op zoek naar de juiste wet- en regelgeving voor zzp’ers. Er is nu een volgende stap genomen met de publicatie van twee wettelijke maatregelen op internetconsultatie.nl: de invoering van een minimumtarief voor zzp’ers en de mogelijkheid om een zelfstandigenverklaring te gebruiken voor werkenden met een tarief van minstens € 75 per uur. De maatregelen zijn – net als bijvoorbeeld de Wet arbeidsmarkt in balans – onderdeel van het beleid waarmee het kabinet de werking van de arbeidsmarkt hoopt te verbeteren.

Het nieuwe btw nummer gebruikt de ondernemer vanaf 1 januari 2020 voor zijn zakelijke contacten. Hij houdt zijn omzetbelastingnummer. Dit gebruikt hij voor contact met de Belastingdienst waaronder het doen van aangifte.

Minimumtarief moet armoede onder zzp’ers voorkomen

Eerder was al aangekondigd dat een minimumtarief van € 16 per uur ervoor moet gaan zorgen dat zzp’ers verzekerd zijn van een bestaansminimum en organisaties geen schijnzelfstandigen inzetten. Deze wijziging is nu opgenomen in het wetsvoorstel Minimumbeloning zelfstandigen (WMZ). Het minimumtarief is zonder de omzetbelasting en omvat geen directe kosten – zoals kosten voor materiaal – van een zzp’er. Die kosten komen bovenop het minimumtarief. Jaarlijks wordt het minimumtarief aangepast op basis van de ontwikkeling van het minimumloon.

Zekerheid over loonheffingen door zelfstandigenverklaring

De zelfstandigenverklaring wordt geregeld via het wetsvoorstel Zelfstandigenverklaring. Deze verklaring geeft aan ‘werkenden en werkverstrekkers’ de zekerheid dat de arbeidsrelatie voor de loonheffing en de werknemersverzekeringen niet kwalificeert als dienstbetrekking. Ook moet de verklaring zo veel mogelijk zekerheid geven over de arbeidsrechtelijke gevolgen. De werkenden (met een tarief van minstens € 75 per uur) en werkverstrekkers kunnen de verklaring toevoegen aan een schriftelijke overeenkomst waarin zij vóór de start van de werkzaamheden afspraken maken. Eén van de voorwaarden is dat het gaat om werkzaamheden voor de duur van maximaal één jaar.

Minimumtarief zzp’ers en zelfstandigenverklaring vanaf 2021

Iedereen is vrij om tot en met 9 december 2019 via internetconsultatie.nl een reactie te geven op de maatregelen. De twee conceptwetteksten worden daarna samengevoegd tot één wetsvoorstel. Doel is om het voorstel in 2020 door de Tweede en Eerste Kamer te loodsen, zodat de maatregelen voor het minimumtarief en de zelfstandigenverklaring per 1 januari 2021 in werking kunnen treden.

Bron: Rendement Online